Op deze pagina vind je allemaal tips die jij als leerkracht in de klas kan toepassen! Ook heb ik zelf een filmpje toegevoegd met ideeën voor je inrichting in de klas, die bijdragen aan het oefenen met het werken aan executieve functies.

Allereerst is het belangrijk om te weten dat kinderen het beste leren in situaties met leeftijdsgenoten, dus het liefste in en om de school

Buiten de lessen om kan je als leerkracht ook helpen om kleuters hun executieve functies onder controle te krijgen. Bijvoorbeeld door:

Impulscontrole:

  • Zelf je beurt afwachten als er een rij is bij de wastafel om handen te wassen.
  • Zelf geen appjes lezen tijdens activiteiten.
  • Zelf niet eten of drinken als zij dat ook niet mogen.
  • Zelf niet praten als zij stil in de gang moeten zijn bijvoorbeeld.
  • Zelf meespelen en tonen hoe je speelt en je aan de regels houdt. (modelleren en het stellen van voorbeeldgedrag is belangrijk, maar ook het luidop benoemen en denken is minstens zo belangrijk!)


Werkgeheugen:

  • Zelf de zaken die je niet mag vergeten, kort noteren of in je agenda zetten.
  • Werk met pictogrammen om de volgorde van het doen van een opdracht te onthouden.
  • Geef duidelijke instructie: “Probeer één keer naar de kast lopen om de spullen te pakken dieje nodig hebt.”

Emotierugulatie:

  • Leren hoe kinderen kunnen reageren in verschillende situaties en wanneer verschillende emoties aan bod komen.
  • Leer hoe kinderen kunnen reageren wanneer ze een compliment krijgen en moeten geven.
  • Routine in de klas voorkomt veel onverwachte emoties!
  • Bereid kinderen die er moeite mee hebben, voor op emotionele momenten. Geef heneventueel kans om een knuffel te pakken, naar muziek te luisteren of om zich op een rustig plekje terug te trekken.

Cognitieve flexibiliteit:

  • Leer ze flexibel te worden door ze te laten wennen aan verrassingen: hang eens een dagritmekaart op met een vraagteken.
  • Geef eens een open knutselopdracht zonder vaststaand eindproduct, zonder voorbeeld. Stimuleer de creativiteit.
  • Maak een kalender om naar spannende momenten toe te leven.
  • Oefen situaties aan de hand van rollenspellen: bijvoorbeeld een brandoefening.
  • Zelf als leerkracht niet onnodig geërgerd reageren als er iets tussenkomt op de dag.

Responsinhibitie:

  • Haal een kind uit een (conflict)situatie zonder te oordelen en laat het kind verwoorden wat er wel of niet goed ging.
  • Laat de kinderen na het stellen van een vraag eerst nadenken. Ze hoeven geen vinger op te steken. Geef aan dat jij beurten geeft.
  • Geef complimenten aan kinderen als het lukt om bijv. ergens af te blijven en negeer het als het niet lukt.
  • Bereid hen voor op situaties waarin ze hun impulsen moeten kunnen beheersen door er vooraf over te praten.
  • Geef bepaalde kinderen vooraf een seintje vlak voor het zich in een situatie begeeft waarin het belangrijk is om de impulsen te beheersen.

Volgehouden aandacht:

  • Gebruik tijdens speelwerktijd (zelfstandig werken) een timetimer die aangeeft hoe lang er nog gewerkt wordt, hoe lang ze nog moeten fluisteren. Verleng de tijd naarmate dit goed gaat.
  • Leer kinderen zelf vragen formuleren en goed te blijven luisteren.
  • Maak indien nodig gebruik van beloningssystemen.
  • Zorg dat het kind na het volbrengen van een taak iets heeft om naar uit te kijken.

Planning/prioritering:

  • Creëer een duidelijk overzicht voor kinderen met moet- en mag taken.
  • Leer ze eerst een spel op te ruimen alvorens ze starten met een volgend spel.
  • Leer kinderen een plan te maken voordat spel begint.
  • Leer kinderen wat op welk moment het belangrijkste is, zodat ze leren prioriteiten te stellen.

Metacognitie:

  • Vraag niet: ‘waarom deed je dat?’. Laat een kind vertellen wat er gebeurde en hoe hij het heeft opgelost.
  • Leer ze inzicht krijgen in hun gedrag. “Ik zag dit gebeuren en toen….”
  • Laat de kinderen eens door de bril van de juf kijken: je eigen werkje, naar hoe jij dit hebt opgelost, naar hoe het hier is opgeruimd.
  • Leer kinderen adequaat te reageren op non-verbale signalen ter correctie. Lichaamstaal lerenbegrijpen.
  • Houd gesprekken over causale verbanden (oorzaak-gevolg).